iamsterdam

De drie reacties op mijn artikel in Het Parool van 2 mei waren fel en ik verwijs in dit stuk naar deze drie (Neem de klagende inwoners serieus’ – Amsterdam – PAROOL). Ik heb nog twee kritische bedenkingen gehad per mail. Maar verder was het aantal positieve reacties (gelukkig) groter. De meeste vonden het een inhoudelijk goed en genuanceerd stuk.

Laat ik op deze plaats ingaan op deze reacties.
Allereerst heb ik dit stuk geschreven als onderzoeker en vanuit mijn eigen bedrijf. Sinds 2005 ben ik actief bezig met onderzoek naar de stad. Dit onderzoek betreft het economisch, culturele en sociale welzijn van de stad. Voor wie zich meer in mijn achtergrond had verdiept, had in een aantal van mijn publicaties of publicaties waaraan ik heb meegewerkt, dit kunnen ontdekken. Fulmineren over kortzichtigheid was dan ook niet nodig geweest, hypocrisie evenmin…

Citymarketing gaat in mijn optiek over het aantrekkelijk houden en maken van de stad voor bewoners, bedrijven en bezoekers (zie o.m. mijn publicaties Hunkerende Stad en Citymarketing in Amsterdam). Frappant wel dat de publicatie van mijn proefschrift indertijd ook felle reacties opriep, toen echter meer van de publieke sector en de toenmalige organisaties die zich bezighielden met de promotie en citymarketing van de stad (lees: Parool 6 mei 2011). Maar dit terzijde.

De volgorde bewoners, bedrijven en bezoekers is niet voor niets. Bewoners maken de stad zo is te lezen in mijn publicaties. Een goede mix van bewoners, een mooie mengeling maakt en houdt een stad aantrekkelijk. Dat daarvoor echter ook bedrijvigheid nodig is maken de krimpsteden duidelijk: economische verzwakking leidt veelal tot krimp. En de gevolgen van krimp zijn velerlei: jongeren, gekwalificeerde werknemers en inkomens-krachtige bewoners trekken weg; langdurige leegstand van woningen, winkels en instellingen als scholen en zorginstellingen treedt op; toenemende armoede, stijging van uitkeringen, vergrijzing en verschraling van aanbod (zowel in kwantiteit als kwaliteit) zijn veelvoorkomende verschijnselen.

Het is dus zaak om naast een stad met een diversiteit aan bewoners, ook een diversiteit aan functionaliteiten te hebben. En niet alleen diversiteit maar ook een bepaalde kritische massa. Dit geldt ook voor werkgelegenheid in Amsterdam en de metropool regio, in het kort de MRA.

Amsterdam heeft zich de laatste jaren toegelegd op een aantal sectoren. Voorheen waren deze gerepresenteerd in de Amsterdam Economic Board als clusters, voortschrijdend inzicht en economische, sociaal-maatschappelijke en technologische ontwikkelingen maken dat de Board nu over vijf grootstedelijke uitdagingen spreekt waarbij men naar een samenhang en kritische massa kijkt in de sectoren en tussen de sectoren. Dit alles om de leefbaarheid van de MRA te garanderen dan wel te verbeteren.

Het aantrekken van kleinere (start-ups) en grotere (internationale) bedrijven is daarbij van belang. De vraag “Wat gebeurt er als we dit niet doen, als we niet hier op in zetten?” is een belangrijke voor de MRA. De kans is groot dat we dan minder aantrekkelijk zijn voor organisaties om zich hier te vestigen. En dat andere wegtrekken naar steden of regio’s waren ze wel voldoende kritische massa aantreffen. Ofwel, het blijven investeren in het aantrekken van bedrijven en aandacht houden voor de economische groei en ontwikkeling van de MRA valt niet los te zien van wat er plaatsvindt in de rest van de wereld en in concurrerende steden en regio’s.

Dat wat betreft de bedrijvigheid. Een ander punt van kritiek en belangrijk aandachtspunt in de Amsterdamse citymarketing zijn toeristen. Zeker zullen de inspanningen van Amsterdam Marketing effect hebben gehad op het aantal toeristen dat Amsterdam bezoekt. Echter ook dit valt niet los te zien van ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden. Zonder uitputtend te zijn, noem ik er een paar die eigenlijk iedereen al weet: de (her)opening van onze bekendste musea; het zich kwalificeren van de grachtengordel tot Unesco-erfgoed; het grote aanbod van goedkope vluchten naar Amsterdam; de explosieve groei van AirB&B; het stijgende aantal toeristen uit landen vanwaaruit voorheen niet of nauwelijks werd gereisd; de grotere mobiliteit in zijn algemeenheid. Dit laatste zorgt naast de buitenlandse bezoekers ook voor een grote hoeveelheid binnenlandse bezoekers.

Ik ga hier niet de loftrompet over toerisme afsteken. We weten allemaal dat dit een belangrijke banenmotor is die ook veel werkgelegenheid biedt aan lager geschoolden. Omdat de metropool zo’n grote aantrekkingskracht heeft, komen er telkens nieuwe attracties bij. En niet alleen in de binnenstad maar ook in Noord zoals de “Adamtoren” gevestigd in het voormalige Shellkantoor. Het hoge bezoekerstal maakt ook dat de musea in staat zijn om spraakmakende tentoonstellingen te organiseren. En er telkens in het centrum maar zeker ook daarbuiten nieuwe horeca opent, denk bijvoorbeeld aan De Hallen in West, de Ziggo Dome in Amsterdam Zuid-Oost (zie de statistieken van O&S nieuwe attracties in Amsterdam).

Het aantrekken van nieuwe bedrijven, het ‘lokken’ van toeristen, er is jaren hard aan gewerkt. De stad is opgeknapt, woningen en infrastructuur verbeterd, openbare ruimte en groenvoorzieningen zijn ruim en eigentijds opgezet, ofwel de stad doet weer volop mee met andere wereldsteden en is een geduchte concurrent, iets wat in 2000 zeker niet het geval was. Alle reden om blij te zijn, zou je denken. De tsunami aan negatieve berichten in Het Parool het afgelopen jaar, anderhalf jaar maakt echter duidelijk dat dit niet voor iedereen een positieve ontwikkeling is.

Wat maakt dat het sentiment zo snel is omgeslagen? Onderzoek uit 2010 van verschillende studenten en docenten in mijn lectoraat gaf nog aan dat binnenstadbewoners tevreden waren en de ‘drukte’ acceptabel of zelfs leuk vonden, nauwelijks vier jaar later, lijkt de berichtgeving in het Het Parool te zeggen dat het tegendeel waar is. Is er dan zoveel veranderd? Het Global destination Cities Index rapport (zie: MasterCard-GDCI-2015-Final-Report1) van Mastercard geeft duidelijk aan van wel. Trok Amsterdam in 2009 nog 1,9 miljoen toeristen, in 2015 waren er dit 2.7 miljoen. Een aanzienlijke groei. Bovendien, we spreken hier van toeristen daar komen bezoekers nog bovenop (klik hier om te zien wat het verschil is). Er is dus wel degelijk een aanzienlijke groei waar te nemen.

Waar gaan al deze bezoekers heen? De lijst met top tien attracties maakt dat helder (top 10 attracties). Alle bezienswaardigheden, ongeacht of organisaties als ANWB of cityspotters deze aanprijzen of bezoekers dit zelf via een site als tripadvisor doen, geven must-do’s aan gesitueerd tussen de Wallen, grachtengordel en het Museumplein. Dat betekent een gebied van iets meer dan 10 à 12 km2 want het stadsdeel Centrum alleen is 8 km2 en het is slechts een klein deel van stadsdeel Zuid dat veel bezoekers trekt. Dus ja, je hoeft geen geleerde of wiskundige te zijn om te begrijpen dat de vermeerdering van toeristen naar vrijwel dezelfde attracties een grote wissel trekt op de bewoners van de buurten waar deze attracties zich bevinden.

Maar niet alleen het bezoekersaantal is gegroeid, ook het aantal bewoners stijgt gestaag. Telde het stadsdeel Centrum in ’97 nog ruim 78.000 inwoners, in 2014 is de bevolking van het stadsdeel tot zo’n 86.000 uitgedijd en vormt met het stadsdeel West het dichtstbevolkte stadsdeel. Eigenlijk is alles er toegenomen of het nu de hoeveelheid start-ups betreft of het aantal mensen dat huursubsidie heeft toegekend gekregen. Dit laatste doet vermoeden dat het dan qua diversiteit wel losloopt: ‘rijk’ en ‘minder-draagkrachtigen’ kunnen nog steeds in het centrum wonen. Echter, geldt dit ook voor de middeninkomens? Dieper in de demografische gegevens duiken is op zijn minst interssant…. Ook hier verwijs ik weer naar de de statistieken van O&S.

Het is hoe dan ook eenvoudigweg simpel te concluderen dat de druk op de binnenstad gigantisch is en van vele kanten komt. En de prognoses maken inzichtelijk dat dit de komende jaren niet minder zal worden. Valt er dan niets aan te doen en is het simpelweg verdragen en accepteren het adagium? Dat denk ik niet. Echter, terugdringen van het aantal toeristen, bezoekers, bedrijven of bewoners zal moeilijk zijn. Dus zullen andere ingrepen nodig zijn, divers van aard, gebieds- of straat-specifiek, op bepaalde tijdstippen, soms structureel, soms tijdelijk, op alleen weekdagen of juist op weekenddagen, in bepaalde maanden of perioden, ofwel creatiever en flexibeler.

Omdat mijn criticasters – niet geheel onterecht – aangaven dat ik geen oplossingen aandraag, opper ik er hier een paar. Daar waar deze elders al succesvol zijn, heb ik een link toegevoegd. Ook wanneer anderen creatieve oplossingen suggereren, is er door te klikken. Dat betekent overigens niet dat deze oplossingen één-op-één geschikt zijn voor de problemen in Amsterdam…of dat ik denk dat ze allemaal even goed zijn…ze zetten in ieder geval aan tot denken, met elkaar in debat gaan en verder zoeken naar oplossingen, hoop ik.

Een van de uitdagingen betreft de mobiliteit in de stad. Vervoersstromen anders leiden, soms inperken en delen of buurten autovrij of luw maken. Sommige straten of routes zouden alleen voor voetgangers moeten zijn, andere weer voor fietsers en weer andere voor gemotoriseerd verkeer. En met al het technologisch vernuft, kunnen we ook heel anders denken: we kunnen op bepaalde dagen of uren sommige weggebruikers de toegang weigeren of juist alleenrecht geven, of alleen stad in of uit…Echter ook hier geldt weer: wat voor de een werkt, roept bij de ander weer weerstand op. Een must-read over mobiliteit in de stad is in dit geval de lectorale rede van Walther Ploos van Amstel waarin hij uitgebreid stil staat bij de problemen en mogelijke oplossingen voor stedelijke mobiliteit (zie:lectorale-rede-citylogistiek-ploos-van-amstel-3).

Of anders omgaan met openingstijden van cafe’s en restaurants en dan met name van terrassen buiten. Of een andere manier van omgaan met bierfietsen en riksja’s die overal doorheen banjeren met als belangrijkste focus het eigen plezier. Spreiding is ook een belangrijk middel. Niet slechts naar andere stadsdelen als Oost, West, Noord en het buitenringse Noord, Zuid-Oost of Nieuw-West, maar naar steden als Zaanstad, Purmerend en Almere. Een goed voorbeeld is dan ook de organisatie van de Floriade in laatstgenoemde stad.

Zo kan ik nog tal van maatregelen noemen, sommigen waarvan ik denk dat ze nut zullen hebben, andere waarvan ik denk dat ze tot de categorie window-dressing behoren, en weer andere waarvan ik denk “had dit tien jaar geleden al gedaan”. Hoe je het ook wendt of keert: de inspanningen om de stad leefbaar en aantrekkelijk te houden zullen uit diverse hoeken moeten komen en iedereen zal zijn of haar steentje moeten bijdragen. Meer experimenteren met wat wel of niet goed gaat, en uitvinden wat in de ene straat of buurt wel werkt en elders niet. Maar ook zullen we (mede-)bewoners en bezoekers aan moeten spreken op hun gedrag wanneer dit overlast betekent voor anderen.

Kortom, de drukte in de stad is uitdaging waar we met elkaar naar oplossingen moeten zoeken, soms dingen moeten verbieden en soms dingen moeten accepteren. We zullen moeten kijken naar de veerkracht van de stad met haar bewoners en ondernemers, naar mogelijkheden en onwenselijk, naar transitie en verandering, naar nieuwe governance structuren en innovatieve participatie. Een blijvende uitdaging, nu en in de toekomst om de Amsterdam en haar regio voor zoveel mogelijk mensen aantrekkelijk en leefbaar te houden.

Wellicht interessant om te lezen:
Alleen voor voetgangers: Barcelona, Londen en nog enkele andere steden
Fietsvriendelijk: Top 20 steden (Amsterdam nog steeds op no 2), Toronto
Tijdelijke autovrije zones: Parijse Quai op zondagochtend

 

Comments are closed.